maandag 14 mei 2012

Mietje...!


De druk is niet te harden.
Druk in mijn achterste kies aan de linker bovenkant, waardoor ik nu al twee weekendlijke nachten opzit en nutteloos in het donker zit te staren, terwijl ik de cadans van mijn hartslag kan volgen in dat hoekje van mijn mond, tot in mijn oor en tot in mijn oog...!
Zo’n moment vraagt om morfine of minstens een derivaat ervan.
De dosissen paracetamol en ibuprofen die mijn maag doen verkrampen, doen verder helemaal niets. Ik kan net zo goed wat zure gommen eten.

Normaal zijn mijn blanco nachten heel vruchtbaar.
Maar vooraleer u zich bij dat vruchtbare iets heel beeldend of gymnastisch voorstelt…: ik heb het puur over het mentale.
Om te schrijven moet je denken en de meeste van mijn schrijfsels gebeuren ’s nachts.
Dan word ik wakker en dringt er zich een zin aan mij op, die ik moét opschrijven omdat ik die op klaarlichte dag nooit zou kunnen verzinnen.
Daarna komt de rust en kan ik een klein gat in de morgen slapen.
Als ik bij het krieken van de dag mijn ogen uitwrijf en de dansende lettertekens weer tot woorden maak (ik noteer mijn invallen in het donker…) gebeurt het dat ik verwonderd ben over de samenhang van die, letterlijk, zwevende zinnen.

Wie mijn hoofd, of mijn denken, overneemt tijdens de nachtelijke uren, die zou ik het liefst ook overdag af en toe een blad papier toestoppen, maar helaas.
Overdag neem ík het over en bij gebrek aan inspiratie, of vocabulaire, verval ik
regelmatig in clichés, hoewel ik daar een gloeiendhete hekel aan heb.
In mijn wakkere hoofd schuilen geen neologismen. Daar noem ik pijn moordend, de nacht donker, de zonsopgang...? 'Zonsopgang'.

Zo komt het dat ik vannacht in die onnatuurlijke staat van helder bewustzijn, en nadat ik zeker een uur lang naast de slapende hond zielig had zitten te wezen, van pure ellende geen zinnig woord op het papier vóór mij kon schrijven en dan maar de kloppende pijn probeerde weg te dringen door mij te concentreren op het boodschappenlijstje voor deze morgen.
Het telefoonnummer van de tandarts zocht ik ook nog even op.
Die staat tussen de bloemkool en het varkenshaasje, of iets wat daar op lijkt.
Zelfs wakker is mijn schrift-zonder-licht nog hanenpotiger dan wanneer ik half slapend mijn ingevingen noteer. Of hoe bedroevend kan de toestand van een mens zijn als de wanhoop regeert…

Met de opgaande zon, en het licht in mijn ogen, verzachtte de pijn, maar mocht ik een man zijn, dan was ik nu een mietje, want ondertussen liggen de bloemkool en het haasje al in de koelkast, maar de tandarts is nog niet gebeld.
Ik geef het toe. Hij is niet mijn vriend, hoewel zéér vriendelijk. Maar ik heb schrik, dus stel ik het maar uit.

Ik bel hem straks wel, als de honger te groot wordt, en ik eindelijk besef dat leven zonder eten geen optie is. Of toch niet een heel leven...
Tot die tijd hou ik me bezig met boodschappen plannen. Van al het lekkers dat ik straks weer achter mijn kiezen steek. 
Tenminste... als die kies het overleeft...