Lang geleden dat ik nog een kerk was binnengegaan, tot vorige week…
Nu ja, een kerk…
Kerkje, of kapel, past beter bij het kleine sobere gebouwtje dat deel
uitmaakt van het klooster van de karmelietessen.
Geen rijk vergulde ornamenten daar. Wel een reeks etsen die de lijdensweg van Jezus uitbeelden en een paar
beelden van heiligen.
Dewelke..?
God, sla me dood! Maar ik vermoed dat er een heilige Theresia
op een voetstuk stond.
Zij was het die honderden jaren geleden, in de zestiende eeuw, de
kloosterorde zoals zij nu nog bestaat, oprichtte.
Enfin, niet echt oprichtte…
Er bestaan al karmelieten van in de
veertiende eeuw, maar zij hervormde die gemeenschap en vanaf dan werd er een
onderscheid gemaakt tussen geschoeide en ongeschoeide karmelieten.
De kapel, waar ik die zondag op een veel te lage en harde stoel ging
zitten, behoorde tot de laatste ‘afdeling’ van de zusters van de Karmel. De
ongeschoeide dus.
Ik was er om te vieren.
De schoolvriendin van mijn tante was vijftig jaar geleden toegetreden
tot de kloosterorde, en ging die zondag haar geloften van eeuwigdurende liefde
voor Jezus hernieuwen.
Zoals sommige koppels met hun jubileum hun trouwbeloften overdoen voor
God, familie en vrienden, zo werd ook deze dienst opgedragen aan het koppel:
zuster Agnes en de Heer Jezus.
Uit liefde voor Hem had zij als jong meisje van achttien afscheid
genomen van het wereldse en zich teruggetrokken in een slotklooster waar het
verboden was te spreken en zich te interesseren in de buitenwereld.
Ruim vier jaar later werd zij officieel karmelietes.
Het grootste deel van de dag werd en wordt er gewijd aan gebed en
afzondering.
Die afzondering wordt benadrukt door effectieve tralies die de zusters afscheiden
van de rest van de wereld.
Zo ook die zondag.
De kleine kapel loopt halfvol met familie en vrienden.
Een pater vooraan, ook een karmeliet maar met duidelijk meer vrijheid,
leidt de dienst.
Het instituut ‘Kerk’ handhaaft de eeuwenoude discriminatie
tussen man en vrouw, maar hier geen geklaag…
Geen non die het onrecht uitschreeuwt en zich tegen de tralies werpt die
aan de zijkant van de kapel de grens bepalen tussen de buitenwereld en het
klooster.
Neen, ze zingen gedwee en onzichtbaar voor ons, maar vooral voor de
Heer.
Kippenvel. Toch wel.
Hun stemmen klinken helder en jong, en met een zekere levendigheid.
Dit is echt een viering.
De klank van een gitaar begeleidt hun gezang. Ik meen in een muziekstuk
van Bach een citer te herkennen. Ongelofelijk hoe heilig een citer kan klinken,
vooral in die serene omgeving…
Mocht ik niet beter weten, dan zou ik geloofd hebben dat dit een koor
van jonge meiden was die, uit liefde voor de muziek, de zondagsdienst
opvrolijken.
Ik wil zien wie daar zo hemels zingt maar het strekken van mijn hals
haalt niks uit.
Er is geen non te bekennen.
Ze lezen stukken tekst voor die ik kan volgen in het ‘dienstboekje’.
Het moment dat zuster Agnes haar geloften hernieuwt, klinkt een gelukkige
en jeugdige stem en tegelijkertijd zie ik het beeld van een jonge novice die
eindelijk haar doel heeft bereikt: leven in dienst van de Heer.
Is het door het dagelijkse zwijgen dat hun stem zo onbezoedeld klinkt…? (De jongste onder hen is een zeventiger!)
Zijn zij de levende engelen…?
Het leven van een karmelietes is hard. Zo weet de pater te vertellen.
Ze ‘arbeiden’, bidden, zetten, een leven lang, hun eigen wensen en
verlangens aan de kant om de heer Jezus te dienen in liefde. Liefde met een
grote L. En de Liefde is wederzijds. Ze is verzegeld. Daar bestaat zelfs
zekerheid over…
Welke zekerheid is me ontgaan, maar de pater sprak over zuster Agnes en
de heer Jezus alsof zij het enige heilige liefdeskoppel op de wereld waren…
Nochtans bestaat de orde uit meerdere zusters. Nu nog zo'n stuk of tien in dat bepaalde slotklooster. Wereldwijd wellicht een tienvoud of honderdvoud daarvan...
De gedachte mijn geliefde te moeten delen met ontelbare ‘medezusters’
lijkt me ondraaglijk. Toch is dit geen te negeren feit. Er zijn meerdere
zusters die dezelfde liefde ervaren…
Hoe moedig, of overtuigd, (of stom..?) moet je zijn om al je hebben
en houden overboord te gooien, je familie en vrienden vaarwel te zeggen, en je
te hullen in stilzwijgen, ver weg van de maatschappij met al zijn verleidingen,
ver weg ook van diezelfde maatschappij met al haar noden…
Is het ongehoord dat ik me afvraag waarom deze levenslustige en kranige
vrouwen decennia lang hun tijd verkwistten met bidden en vroom zijn als teken
van hun eeuwige liefde voor hun ‘Jezus’, terwijl buiten de muren van hun klooster
zoveel mensen in nood zijn, waar geen gebed wat kan aan verhelpen, maar een paar
werkende handen of troostende woorden dikwijls wonderen kunnen doen..?
Heb ik het heilige doel van deze kloosterorde helemaal niet begrepen…?
Wat is het nut van de tralies? Kwamen zij niet uit vrije wil…? Ik
vermoed dat geen van hen een poging tot ontsnappen zou overwegen..
Qua symbool gelden de tralies als grens tussen het klooster en de buitenwereld, maar alweer, doet de vrije keuze voor dit leven vermoeden dat zo'n tralies overbodig zijn...
Waarom moet contact met familie beperkt worden tot één keer per drie
maanden?
Vrezen zij de invloed van menselijke liefde en warmte..?
Waarom mag het klooster niet verlaten worden door de karmelietes bij het
overlijden van familie en wordt zij vertegenwoordigd door haar mannelijke
collega, de karmeliet, op de begrafenis…? Wat is daar de discriminerende (on)zin
van..?
Waarom moest de karmelietes destijds dubbel gesluierd worden en achter
dubbele tralies zitten op het bezoekmoment zodat zij onherkenbaar was en ook haar bezoek niet kon zien…? Wat zou de verleiding dan wel
kunnen zijn..? Is er zo weinig vertrouwen in de ‘dienaressen’ van de Heer?
Wat is de zin, of onzin, van het ongeschoeide..?
Gelukkig heeft de reuma daar zijn bijdrage geleverd en mogen de zusters tegenwoordig
sokken dragen om gewrichts- en spierproblemen te vermijden..
Zoveel vragen kwamen bij me op, tijdens dat bezoek aan het klooster.
Zoveel onbeantwoorde vragen, tenzij je alles op de Liefde steekt…
De allesomvattende Liefde. De reden van dit kloosterbestaan.
De nonnen waren in hun nopjes, die zondag.
Het ging er blijkbaar iets ‘losbandiger’ aan toe, vanwege het jubileum.
Zuster Agnes kreeg cadeaus en kaartjes die via een doorgeefluikje bij
haar achter de tralies terecht kwamen. Ze zou die kaartjes ’s avonds voorlezen
aan haar medezusters tijdens het ontspanningsuurtje.
Twee keer per dag mag er één uur gesproken worden, maar liever niet…
Het spreken moet beperkt worden.
Vroeger ontwikkelden de slotzusters een soort van gebarentaal om
duidelijk te maken dat de melk op was, of zo…
Tegenwoordig mag het iets soepeler en moderner.
De zuster die het tekort
opmerkt, mag zeggen: ‘Melk op’.
Dat mag men 'vooruitgang' noemen.
Over heel de lijn is het kloosterleven daar iets minder strikt geworden.
Er staan geen doodskoppen meer op de tafel tijdens het eten, om hen te
herinneren aan de eindigheid van dit leven.
Er komt nog steeds geen vlees op
tafel, maar goed, ook dat is tegenwoordig ‘hip’.
De tralies hebben grotere gaten en er is ook maar één enkel traliehekken.
De zusters zitten niet meer dubbel of enkel gesluierd. Je mag hun
stralende zelf zien achter die tralies.
Er mag al eens getelefoneerd worden, zij het volgens een ‘gevangenisregime’
van één keer om de zoveel tijd en om dit of dat uur….
Er mag al eens een gecensureerde krant gelezen worden…
Voor de rest is de tijd daar blijven stilstaan. Dat was zo
overduidelijk.
Alsof je een sprong van een paar honderd jaar in het verleden maakt.
En laat dat nu net zo intrigerend zijn, en zo pakkend.
Ondanks de vele vragen voelde ik toch een diep respect voor die oude
zusters die heel hun leven opofferden aan hun geloof ; aan het geloof in hun
geliefde Jezus die ze met zovelen moeten delen.
En toen ik zuster Agnes zag stralen achter de tralies tijdens het
spreekuurtje, dat nu een receptie-uurtje was met wijn en zoute koekjes (voor
ons, niet voor de zusters), bedacht ik: hoe zalig moet het zijn om geen, of
weinig zorgen te hebben… om je gewoon neer te leggen bij het feit dat ‘leven’
niets meer of minder is dan te geloven dat iemand je lief heeft… ook al kun je
Hem niet zien, voelen of horen…
Een leven lang zwijgen, bidden en geloven dat Hij jouw bruidegom is en
jij Zijn bruid… en dat er Liefde is. Tot in de eeuwigheid…
Daar kan alleen een ‘Amen’ op volgen…Een 'Het zij zo' …
En wellicht is het goed zo.
Wie weet wat zij, door haar gebed, al heeft bekomen van haar geliefde Jezus…
Wie weet was de wereld veel lelijker geworden zonder haar gebed...
Laat dan het heilige en vrome maar veilig achter de tralies zodat niets of niemand het bezoedelt!
Als de tralies dié grens kunnen betekenen tussen het Allerhoogste en het
allerlaagste, laat ze dan maar dubbel zijn, en de zusters gesluierd, óók
dubbel, en hun vraag naar Liefde nóg dwingender en sacraler, tot ver boven onze
wereldse oppervlakkigheid uit.
Dan is niets voor niets geweest.
De tijd niet.
De Liefde niet.
Het gebed niet.
Daar wil ik nog in geloven.