donderdag 2 mei 2013

Im wunderschönen Monat Mai…


Dacht ik al meer dan drie jaar dat Schumann’s Dichterlieder enkel voor die dames bestemd waren die gezegend zijn met een stem, die als het moet, tot een hoge fa of sol reikt…
(O, ontgoocheling, die mij al zo vaak het zwijgen oplegde omdat ‘meegalmen’ hier geen optie is…)
Vind ik, in mijn zoektocht naar nostalgie en herbeleving van een memorabele uitzending van Vrije Geluiden, Barbara Sukowa terug…
Ik herinner mij hoe ik destijds gebiologeerd naar het beeld zat te staren en hoe met haar zang de tranen op mijn schoot belandden…

‘ Ich hab' im Traum geweinet,
Mir träumte, du lägest im Grab.
Ich wachte auf, und die Träne
Floß noch von der Wange herab.

Ich hab' im Traum geweinet,
Mir träumt', du verließest mich.
Ich wachte auf, und ich weinte
Noch lange bitterlich.


Een tekstje van niets zou je zeggen…
Even cliché als hoe ik het net braafjes omschreef van die tranen op mijn schoot.
Maar hoe ze zich in die woorden gooit met heel haar stem en lijf…

Ontdek ik achteraf dat Barbara Sukowa geen klassieke zangeres is, maar een Duitse actrice. Dat verklaart veel.
Waar haar stem tekortkomt, neemt de inleving en performance het over.
‘Hütchen ab!’

Vind ik, in mijn verdere zoektocht naar uitvoeringen van ‘Ich hab’ im Traum geweinet’, een versie van Richard Tauber…
Een tenor begot!, maar van het ingetogen kaliber. Tenminste in dit lied.
Geen bewegend beeld. Enkel een foto, het lied, de zang, de klank van een sobere piano…
Opname uit 1935…, maar o zo mooi in al zijn eenvoud.
Na een paar luisteringen, waag ik mij aan wat meezang…
Kijken of ik me nog altijd ‘tenor(es)’ mag noemen, zoals ik mezelf vroeger omschreef toen ik bij het koor als ‘vreemd gevogelte’ tussen een partij mannen stond…
Op het koorzangtoernooi van Oost-Vlaanderen haalden we met ons drieëntwintigkoppig koortje wel mooi ‘Uitmuntendheid’.
Daarna hield ik het ‘voor gezien’, want qua sociale contacten bleef ik de bizarre eend.
De vrouwen troepten samen zoals kinderen dat op een speelplaats doen. In een gesloten kring. Geen doordringen aan.
En de mannen haalden een pint en keuvelden over het voetbal…
Ik dobberde daar wat tussenin, zonder er echt bij te horen.
Die pauzes waren voor mij een ongemakkelijk en onnoodzakelijk kwaad en deden mij beslissen ermee op te houden.

Na een tijd afwezigheid hoorde ik van een alt dat ik toch gemist werd.
Ik trok mijn wenkbrauwen in een vragende en vertwijfelde frons…
Ik had daar nooit een verhaal opgehangen dat enigszins indruk zou kunnen hebben gemaakt of dat zou doen wensen naar mijn wekelijkse entertainende aanwezigheid…
Wellicht kende niemand daar de klank van mijn stem want er was nooit de gelegenheid geweest om ook maar enige inbreng te hebben in hun conversaties.
Ik stond altijd buiten hun cirkel en niemand die vroeg om erbij te komen.
Mijn pogingen tot toenadering werden genegeerd en zoals ik het toen aanvoelde, werd de kring dan nog wat meer aangetrokken zodat ik er zeker niet bij kon.
Zij moet mijn verwondering gelezen hebben, die alt, want ze zei onmiddellijk: ‘Het valt op dat je niet meer bij de tenoren staat.’
En ik dacht al even onmiddellijk: ‘Dat zal wel ja… Geen vrouw meer tussen de mannen…’
Maar zij ging nog verder: ‘Je hoort zo goed het verschil nu jij er niet meer als tenor tussenstaat. Ze geven bijna geen klank meer!’.
Ik kan vermoeden dat ik toen mijn wenkbrauwen bijna tot aan mijn haarlijn optrok…
Ik vermoed dat er duizend vraagtekens in mijn ogen te lezen stonden.
Ik weet dat mijn hoofd suisde van verwondering.
Huch?!
‘Wel ja, jij klinkt meer ‘tenor’ dan die vijf mannen samen!’, zei ze nog, en of ik geen zin had om weer naar de repetities te komen…
Neen dus. Geen tweede poging.
Nooit meer dat schaapachtig glimlachen tussen de twee vriendencirkels in.
Een tijd later vroeg ze het mij nog een keer en weer heb ik bedankt.
Niets of niemand kan mij nog verleiden om mijn ‘solocarrière’ vaarwel te zeggen om weer in de massa onzichtbaar te worden.

Die solocarrière beperkt zich tot wat pogingen tot liedinterpretatie in een kamer zonder publiek.
Het repertoire gaat van jazz, over pop, tot één enkele keer klassiek.
Daar verlies ik me op een podium dat er geen is en haal met gemak de hoogste noot een tenores waardig:

Ich hab' im Traum geweinet,
Mir träumte, du wär'st mir noch gut.
Ich wachte auf, und noch immer
Strömt meine Tränenflut.’


Als ik zing, voel ik de tranen niet…