maandag 7 januari 2013

Ik, arme dichter...


Nooit gedacht dat ik in het jaar 2013, het jaar dat ik een vijftigplusser (+1!) word, nog op mijn spreekwoordelijke paard zou springen en zou vechten tegen – meer dan waarschijnlijk – een bierkaai… maar wel een kaai!

Op dit moment realiseer ik me, dat ik na ruim een halve eeuw, eindelijk EINDELIJK de moed bijeen heb geraapt om op te boksen tegen een onrecht dat ik persoonlijk ervaar. 
Ik vecht wel meer tegen onrecht als het mij niet aanbelangt maar wel raakt. Dan vecht ik voor een ander. Dat is zoveel gemakkelijker...
Dit hier is een stom onrecht. Eigenlijk niets wereldschokkends, maar toch onrechtvaardig, dus vandaar mijn strijd.

Zoals ieder jaar rond deze periode valt in mijn mailbox de vriendelijke uitnodiging om deel te nemen aan de gedichtendag. 
Ik dicht, dus ik ben welkom op die dag om mijn schrijfsels voor te dragen.
Dat doe ik nu al een aantal jaren op rij, in de plaatselijke bib, in een achterzaaltje en op een podium dat er eigenlijk geen is, maar soit, er wordt tijd en plaats gemaakt voor mijn geliefde: ‘het woord’, dus ik ben dankbaar…
Zoals ieder jaar bevestig ik met enthousiasme mijn aanwezigheid die avond en stel mij borg voor een viertal gedichten van eigen makelij, dit keer rond het thema ‘muziek’.
Muziek is er altijd, als interludium. Ook de plaatselijke muzikale amateurs mogen ‘het podium’ van de dichter gebruiken om hun talent te etaleren.
Mooi, zou je zeggen…
En het is ook mooi. Een perfecte aanvulling van het woord op de hoogdag van de poëzie.

Zo dacht ik er ook over. Tot vandaag. Tot het aan mijn oor kwam dat de plaatselijke amateuristische muzikale omlijsting telkens rijkelijk vergoed wordt met bedragen tussen de honderd en driehonderdvijftig euro…
En wat krijgt de plaatselijke amateuristische dichter op zijn gedichtendag…? Naargelang het budget: optie 1: niets, optie 2: één roos, optie 3: een kleine doos pralines.
Mooi als geste, maar in vergelijking met wat de muzikanten opstrijken, een armoedige aalmoes.
Bovendien krijgen die muzikanten bovenop hun vergoeding ook die roos, of die doos pralines.
Zij die vertolken, worden beloond.
Zij die creëren, worden geacht dankbaar te zijn dat zij worden uitgenodigd en mogen voordragen. Met de nadruk op ‘mogen’…

Is het vreemd dat ik daar een zeker onrecht in voel?
Dat ik vind dat op gedichtendag vooral de dichter de appreciatie moet genieten en daar eventueel mag voor beloond worden?
Ik vermoed dat het bestuur van de bib een subsidie ontvangt voor de organisatie van een gedichtendag maar dat zij ervoor kiezen om daarmee de muzikanten te betalen en de dichters met een prul naar huis te sturen, en daar ben ik niet langer mee akkoord.

Vandaag voel ik me een onnozel mens, omdat ik blij en dankbaar was met die uitnodiging om voor te dragen.
Vandaag voel ik het alsof ze ons uitlachen, wij, de plaatselijke dichters die al lang blij zijn dat er wat aandacht is voor poëzie en eventjes op een podium mogen staan in de schaduw van de muzikanten…

Wel, ik pik het niet meer.
Want wat zou een gedichtendag zijn zonder de dichter...?
Waarom zou ik blij moeten zijn te mogen voordragen, gratis, voor niets, terwijl ik weet dat de muzikant – ook een amateur- voor zijn aanvulling goed betaald wordt?
Waar staan wij, als dichters, op de gedichtendag, herhaal ik nog maar een keer…

Wij steken er tijd en energie in om te werken rond een opgelegd thema.
Nachtenlang schrijven en herschrijven en lezen en herlezen… Twijfelen. Stress.
En waarom?
De appreciatie gaat sowieso naar de muziek, naar het gekende, het vertrouwde, de meezingers.
Soms komt er een klein formeel compliment na afloop voor de dichter, waarvan die zich nog kan afvragen of het wel gemeend is, gezien de inhoud ervan. Meestal gaat het niet verder dan: proficiat, ’t was goed.
Ok dan. ’t Was blijkbaar goed. 
Het werk en de roos waard…?

Waarom die verdoken minachting voor de schrijver, want zo zou je het op den duur aanvoelen, en de bejubeling van de zanger?
Ofwel moet iedereen die avond gratis vullen, vind ik, ofwel moet iedereen gelijk vergoed worden.
Elke amateur dezelfde beloning voor zijn inzet en werk.
Dat zou rechtvaardig zijn, denk ik zo.
Wij, dichters, verdienen dezelfde appreciatie en vergoeding voor ons werk.
Zou de zanger zingen voor niets, één roos, of een kleine doos pralines...?

De mail aan de bibliothecaris zit in 'mijn concepten', klaar om verstuurd te worden.
Ik moet alleen nog mijn paard op, en die bierkaai over…
Wie mij wil tillen, door wat commentaar te laten, heel graag!
Helaas is de spaarpot leeg om u daarvoor te vergoeden…
Ik, arme dichter…


Geen opmerkingen:

Een reactie posten