vrijdag 5 april 2013

Zo moet het nu zijn...


Heel vaak loop ik ’s nachts door het huis waar ik als kind in liep.
Alles ziet er in die dromen anders uit.
Het huis is verbouwd en wanhopig probeer ik de oude indeling te vinden van alle kamers want ik weet dat ik ‘thuis’ ben, maar vind de weg niet meer.
Terwijl ik door die grote kamers loop, komen in mijn droom de herinneringen terug aan de kleurige patronen op het behang en aan de geuren die zo eigen waren aan het thuiskomen in mijn kinderjaren…
De verse soep van ons ma, de sigarettenrook van onze pa die in wolkjes zijn krant zat te lezen, die verse krant, de geur van bruine zeep en de was die hing te drogen onder het afdak, het indringende parfum van seringen of rozen in vazen doorheen het huis…
Ik heb nooit meer die mengeling van geuren nog geroken en dat is waar ik ’s nachts naar op zoek ga, naar die exacte mix, want dan zou het kunnen gebeuren dat ik, al was het maar heel even, weer kan samenzijn met mijn vader.
Ik droom in kleuren. Daar ben ik zeker van.
Alleen, de kleuren zien er anders uit dan in het echt. Het lijkt alsof ik door de lens van een camera kijk waar een zonnige filter op zit. Er hangt een gloed over de beelden. Een warme zomergloed.
Nooit is het koud of vriest het als ik weer in dat huis beland, en de tuin is er altijd groen, maar het is niet dezelfde tuin…
Alle bomen zijn omgehakt en er ligt een strakke, gemillimeterde grasmat waar ik me nooit op waag uit schrik om de perfectie te schaden.
Ik weet ook dat er andere mensen wonen in ‘mijn’ huis, maar ik kom die nooit tegen.
Ik wil die ook niet tegenkomen.
Ik erger mij dood aan wat ze gedaan hebben met de plek waar waarschijnlijk vroeger mijn kamer was. Vraag me niet wát ze deden, ik heb er geen droomherinnering aan, maar ik weet dat het goed fout zat.
Ik kan ook de kamer niet meer terugvinden waar mijn vader stierf, terwijl ik op zijn minst verwachtte dat die intact zou zijn gebleven, uit respect voor hem.
Het is daar dat mijn droom altijd eindigt, op het moment dat ik besef dat die tijd voor altijd vergaan is en dat dit verleden niet herbeleefd kan worden hoe hard ik er ook naar verlang…
En ik huil. 
Luidkeels huil ik, tot ik er wakker van word.
Want hoe graag zou ik weer kind willen zijn, en zorgeloos lopen door de tuin van mijn vader, met de hoge bomen en het wilde gras…
En hoe graag zou ik willen dwalen door dat huis, en de weg weten, en als ik bang ben, slapen tussen mijn vader en mijn moeder in, en hun hart voelen kloppen voor elkaar, en voor mij…
Ik wil kind zijn, en rusten op de schouders van mijn vader, maar niets is wat het ooit was...

Als ik dan wakker ben, trek ik de gordijnen open en kijk hoe hij rustig de dag inademt.
Hij is vader, helemaal. En ik moeder.
We stappen samen de ochtend in. 
De trap af, de buik van ons huis in, de drukte tegemoet...
Zo moet het nu zijn. En het is goed zo.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten