zondag 18 december 2011

Kamer 189...


Kerstperiode…
Meligheid troef op tv.
Plots geen films vol geweld en seks, maar zoet kabbelende verhalen met elfjes, sprekende ezels, zingende kerstbomen…
En dat in schril contrast met de beelden die je dagelijks in het nieuws ziet.
Het feest van de vrede en het licht…? Mijn oor! (vertaling: vergeet het!)
In een fantasiewereld misschien, want daar deelt een miljonair zijn geld uit aan de armen, krijgt elk kind zijn gewenste cadeau, wil iedereen kost wat kost met zijn familie rond de feesttafel zitten,…

Ik wist dat ze bestonden, en nu heb ik er sinds vorige week, al twee ontmoet.
Mensen die alleen op de wereld zijn. Waar niemand naar omkijkt, of, als er al iemand naar omkijkt, dan is het niet van harte of niet omdat ze bekommerd zijn maar met slechts één doel: op bezoek gaan om later te erven…

Ze zitten op één kamer, de twee verlaten vrouwen, samen met ons ma, in de afdeling geriatrie.
De ene, alert van geest, sukkelt met haar bekken.
Zij bleef, tot haar grote verdriet, kinderloos. Zo bleek toen ik ons ma omhelsde om afscheid te nemen en zij in tranen uitbarstte….
Ik was er eerst wat beduusd van. Voelde me zowaar schuldig dat mijn doen die vrouw zo had geraakt.
Ik heb haar in mijn armen genomen en haar een kus op haar voorhoofd gegeven. Meer kon ik niet doen, maar het stilde haar verdriet niet.
Nochtans is er een nicht van haar, die haar dagelijks komt opzoeken. Kort. Maar ze komt.
Zij komt met dat ene doel.
‘Mijn man en ik waren intellectuelen,’ vertelde de vrouw, ‘we hebben goed en rijk geleefd. Ik heb één nicht die zich de discipline heeft opgelegd om mij te blijven bezoeken, en ik ben rijk. Zij weet waarom ze komt. Ze zal goed af zijn…’
Haar domein lag naast dat van de grootste aandeelhouder van een grote, gekende brouwerij. Geen buurt voor arme sukkelaars.
‘Tante woonde in een kasteel.’, zei de nicht met nog een ferm bevestigende hoofdknik.
De oude dame en haar man woonden ook jaren in ‘de Kongo’. Geen vraagtekens dus waar het fortuin vandaan kwam…
Een beetje een wrang gevoel bij deze ‘wetenschap’, maar dat doet niets af van haar hulpeloosheid.
Ze kan niet uit de voeten, hangt af van de verzorging van anderen, heeft een wakkere intelligente geest, en aanvaardt -uit pure eenzaamheid- dan maar de aalmoes van valse genegenheid die haar nicht haar toewerpt…
Bij het afscheid, geen kus of omhelzing.
Alleen een nuchtere: ‘tot morgen’. De dagelijkse plicht is volbracht. Je ziet, als het ware, de eurotekens fonkelen in haar ogen en met een kordate stap maakt ze zich uit de voeten. Weg van haar fragiele tante, de wereld in die zoveel aanbiedt, voor straks…
Tussendoor vroeg ze aan ons om niet te spreken over 'naar huis gaan' want anders zou ze misschien met de Kerst nog haar tante 'aan haar been hebben'...
Dat zegt genoeg.

De andere vrouw, totaal van de wereld, weet niet wat er met haar scheelt.
Ik denk niet dat ze weet waar de bel hangt die de verpleging alarmeert, mocht er iets met haar aan de hand zijn.
Ze zit eenzaam, het hoofd gebogen, in haar zetel en kriebelt af en toe de armleuningen. Dat lijkt haar rust te geven.
Één keer per week komt er iemand van het rusthuis waar zij woont, om haar een stapel kleding te bezorgen zodat ze weer een week verder kan.
Verder komt er niemand. Geen ziel. Geen luis.
Ze geniet zienbaar van de animatie op de kamer als de nicht er is, en als wij er zijn om ons ma te bezoeken.
Dan richt ze af en toe het hoofd op en glimlacht breed.
We proberen haar te betrekken in een gesprek, en af en toe doet ze haar beklag over al diegenen die zeggen dat ze geen kleren heeft. Ze had nochtans gespaard. Vele centjes. Maar nu brengen mensen haar kleding…
Kleding van overleden bewoners van het rusthuis, maar dat weet ze niet.
De rok te kort, de broek te lang, de trui te kort of te groot… Zij vindt het allemaal goed.

En dan ons ma.
Ze past niet in de geriatrie, maar op een bepaalde leeftijd word je in die afdeling gedumpt.
Ze huilde toen ze alle ellende zag rond de tafel. Je eet in groep, in de geriatrie.
Het was duidelijk een schok voor haar. Ze moest ervan bekomen.
Je mag niet alle oudjes als versleten, warrig, en ‘einde leven’ beschouwen. Dat schijnen ze daar te vergeten. Algemene reglementen voor de hele afdeling, Alzheimer of niet…
Ons ma is helder van geest en wil vooruit. Ondanks de mankementen.
De passage zal tijdelijk zijn, maar zo confronterend dat het volgens mij niet gezond is om een ouder mens met deze variëteit aan ‘oud zijn’ te choqueren.
Het beneemt de levenslust en doet waarschijnlijk denken ‘ik ben ook oud, dus mijn toestand kan niet veel beter zijn. Dit is wat mij te wachten staat. Dit is bijna het einde.’
Wij proberen met onze aanwezigheid elke dag het tegendeel te bewijzen.
Wij doen haar voelen dat wij haar nodig hebben, we zeggen haar dat ze de indrukken die haar droevig maken aan de kant moet zetten, dat dit maar tijdelijk is en dat ze gauw weer thuis zal zijn, we bieden haar een horizon…, maar af en toe verdwijnt haar blik in verstard denken… Deze omgeving is niet goed voor haar.

Bijna Kerst.
Drie bejaarde vrouwen verzameld op één kamer.
Een leven lang hebben zij gezorgd voor iemand, voor iets.
Ooit waren zij verliefd, lagen zij krom van het lachen, stonden ze volop in het leven, keken ze uit naar de feestdagen om het samenzijn te vieren…
Ooit waren zij hoe wij nu zijn….
Drie vrouwen veroordeeld tot een ziekenkamer.
De ene rijk, de andere arm, en dan ons ma, ertussenin.
Zelfs de sneeuw, die een zacht wit deken over de wereld legt, kan de grijsheid niet vervagen. De grijsheid in hun blik. Zij willen daar niet zijn!...
Een feest van vrede en licht…? Niet voor iedereen.
Geen van hen vindt vrede in hun toestand. Niemand wil gekluisterd liggen aan een bed, wil verankerd zitten aan een zetel.
En het licht…?
Het enige lichtpunt voor ons ma, is dat wij er zijn. 
Wat is het lichtpunt voor de anderen?...

Nooit eerder sprak ik een wens uit voor de Kerst. Nooit stond er iets op mijn verlanglijst.
Vandaag wens ik, uit het aller-diepste van mijn hart, dat ons mama thuis mag zijn op kerstavond.
Dat zij bevrijd mag zijn van dit oord van miserie en met ons samen aan tafel mag zitten.
Daarbij wil ik haar kamergenotes niet vergeten. 
Ik wens hen hetzelfde toe, hoewel ik niet weet hoe hun kerstavond dan zou zijn... 
Wie zou hen 'welkom' heten?...
Als deze tijd mildheid moet brengen, laat het in kamer 189 zijn...




1 opmerking:

  1. Ik werk niet graag op geriatrie, om precies de redenen die jij beschrijft. Kan me niet vinden in de manier van werken. Je gaf me even kippevel!

    BeantwoordenVerwijderen