maandag 26 december 2011

'Feesten' zonder haar...


Voor het eerst, in de negenenveertig jaar dat ik besta, moeten wij de feestdagen door zonder ons ma…
De dokter wil haar nog niet laten gaan. Kamer 189 houdt haar vast…

Over een paar dagen moet ik boodschappen doen voor het feestmaal.
Het zal met loden benen zijn.
Ik heb er geen zin in, in een feestje.

Ieder jaar zat ons ma, daags voor oudejaar, aan mijn keukentafel om te helpen met het schillen van de schorseneren of wortelen, het schoonspoelen en hakken van de peterselie, het schillen van de aardappelen,…
Niemand kan aardappelen schillen als zij. Zorgzaam flinterdun, zodat niets verloren gaat…
‘De meeste vitaminen zitten net onder de schil’, zei ze dan, elk jaar opnieuw. ‘Jij schilt de aardappelen véél te dik!’

Dit jaar zal het anders zijn.
Ik weet nu al dat ik me verloren zal voelen zonder haar.
Ik zal zelf de aardappelen schillen voor de feestelijke puree. Té dik, dat weet ik nu al…
En in de peterselie zal hier en daar een taai steeltje zitten, want ik heb haar geduld niet geërfd om ieder takje onder handen te nemen…
Ik vrees dat de schorseneren dit jaar onder zwarte spikkels zullen zitten…
Ook daarvoor nam ons ma de tijd. Spierwitte schorseneren kwamen vanonder haar handen…

En op de laatste dag van dit jaar, zullen wij aan het feestmaal zitten, onze gedachten bij haar.
Zij zal niet op haar plek zitten, hier, aan het hoofd van de tafel.
Er zal geen lege stoel zijn. Ze is nog bij ons. Maar toch heb ik er moeite mee om iemand op haar plek te laten zitten.
Misschien doe ik het zelf wel.
Misschien is het dan minder wrang…

Het was een eeuwigheid geleden dat ik nog een kerstwens had uitgesproken.
Ik vroeg om mildheid voor kamer 189, met in mijn achterhoofd nog een grote belofte.
Ik moet die belofte niet nakomen.
Die grotere macht, waar ik al lang niet meer in geloof, heeft zijn onkunde, of zijn ‘non-existance’ (bestaat daar een Nederlands woord voor?...) nog maar eens bevestigd.
Na mijn wens kreeg ons ma er nog een ziekte bij… Zomaar.
En als ‘voorproefje’ voor wat ons onvermijdelijk te wachten staat, moet zij, van ons gescheiden, het nieuwe jaar in.
Zij die zoveel belang hecht aan samen zijn met haar meest dierbaren.
Zij die bleef leven voor ons toen onze pa was overleden. Vóór hem, verloor ze nog drie kinderen.
Wij zijn haar alles, en ze keek uit naar de feesten. Naar die gezellige warmte…

In al mijn wanhoop spreek ik het hier nog eens uit: als er een God bestaat, en als Hij Liefde is, dat Hij dan Zijn goedheid toont aan ons ma. Zij is één en al liefde!
(+ mijn hernieuwde belofte)
Ik hoop dat ik dit gezegd heb, met genoeg overtuiging, en met genoeg hoofdletters.

Nu is het wachten op Zijn teken…

Geen opmerkingen:

Een reactie posten