maandag 19 december 2011

Toeval...?


Bestaat het toeval…? Of zijn de lijnen van een leven op voorhand uitgetekend…?
Zou er een planning zijn van geboorte tot dood…? Alle gebeurtenissen vastgelegd, en onontkoombaar…?
Waarom komen bepaalde mensen op je pad?
Waarom laten passanten soms een onuitwisbare indruk terwijl sommigen, die je als kennissen beschouwt en regelmatig ontmoet, nauwelijks een meerwaarde betekenen in je leven…?
Is het deze tijd van het jaar, donker en vervuld van nostalgie, die tot nadenken dwingt…?

Het begon bij het begin van de herfst.
Een schamele zon overgoot de dagen, deed nog een poging om de zomer te verlengen.
Ze slaagde er zelfs in de natuur te verwarren, zodanig dat nu, in de borders van mijn kleine tuin, het groen van de voorjaarsbloemen naakt onder een koude winterhemel staat.
Ik zal het toedekken met een bedje van stro, maar ik vrees het ergste…

Het was in die tijd van uitgestelde kilte dat een bijzondere rollercoaster van herenigingen startte met mensen uit het verleden die op de één of andere manier, of om één of andere onbevestigde reden, weer mijn leven kruisten…
Elk van hen had ooit een bijzondere plek op een bepaald moment van mijn traject maar was, door omstandigheden, zomaar een andere weg opgegaan zonder dat we elkaar ooit nog tegenkwamen.
Zo vergingen jaren.
Ik dacht nog wel aan hen. Vroeg me soms af hoe het met hen ging, waar ze waren…
En telkens weer riep de herinnering mooie tijden op, vol vriendschap en genegenheid, overspoeld met een gevoel van een zekere tristesse om wat ooit was, om wat we ooit deelden. 
Was alles dan zonder betekenis, en zinloos geweest…?

Als er een planning van mijn leven bestaat, dan staat daarin geschreven dat, in het najaar van het jaar 2011, de grote hereniging plaatsvindt van ‘oude vrienden’.
Ondertussen tel ik er vier die ik, soms zelfs langer dan vijftien jaar, niet meer gehoord of gezien had en die nu spontaan weer contact hebben opgenomen.
Zomaar, uit het niets, kwam ik hen tegen. En alsof tijd niet bestaat, pikten we de draad weer op en leek het of we gisteren nog samenzaten en ronduit vertelden over wat ons bezighield.

Toeval…?
Of waakt er iemand over mij die nu al weet dat ik op hen zal moeten leunen…?
Kent die de lijnen van mijn leven en weet die dat er een tijd komt waarin zelfs ‘het meest zorgvuldig aangebrachte strobedje’ het verlies niet zal kunnen voorkomen…?
Dat de koude zal komen. En donkere, trieste en eenzame dagen.
Zijn zij de gezanten die over mij moeten waken…?

Dit is de tijd die doet voelen, tot in het merg van je ruggengraat, en die doet beseffen waar het om gaat in dit leven.
De vergankelijkheid van alles, vervat in een seizoen. Met afstervend groen, kale bomen, dorre weiden,...
Meer nacht dan dag…
Meer donkerte dan licht…
Tot eeuwige duisternis gedoemd. Onontkoombaar. Tot ooit nooit meer…
Maar tegelijkertijd ook de belofte van een nieuw seizoen, voor hen die nog tijd is gegund.

Laat het ‘een gelukkig toeval’ zijn dat zij die mijn verleden kennen ook mijn toekomst zullen delen in dezelfde cadans van toen.
En dat er geen bijzondere reden is voor deze onverwachte reünies.
Dat ik de enige gezant ben in dit verhaal die mag verkondigen dat straks alles herstelt en hernieuwt.
Dat is wat ik nu wil geloven.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten