Bestaat het
toeval…? Of zijn de lijnen van een leven op voorhand uitgetekend…?
Zou er een
planning zijn van geboorte tot dood…? Alle gebeurtenissen vastgelegd, en
onontkoombaar…?
Waarom
komen bepaalde mensen op je pad?
Waarom
laten passanten soms een onuitwisbare indruk terwijl sommigen, die je als
kennissen beschouwt en regelmatig ontmoet, nauwelijks een meerwaarde betekenen
in je leven…?
Is het deze
tijd van het jaar, donker en vervuld van nostalgie, die tot nadenken dwingt…?
Het begon
bij het begin van de herfst.
Een schamele
zon overgoot de dagen, deed nog een poging om de zomer te verlengen.
Ze slaagde
er zelfs in de natuur te verwarren, zodanig dat nu, in de borders van mijn
kleine tuin, het groen van de voorjaarsbloemen naakt onder een koude
winterhemel staat.
Ik zal het
toedekken met een bedje van stro, maar ik vrees het ergste…
Het was in
die tijd van uitgestelde kilte dat een bijzondere rollercoaster van herenigingen
startte met mensen uit het verleden die op de één of andere manier, of om één
of andere onbevestigde reden, weer mijn leven kruisten…
Elk van hen
had ooit een bijzondere plek op een bepaald moment van mijn traject maar was, door
omstandigheden, zomaar een andere weg opgegaan zonder dat we elkaar ooit nog tegenkwamen.
Zo vergingen
jaren.
Ik dacht
nog wel aan hen. Vroeg me soms af hoe het met hen ging, waar ze waren…
En telkens
weer riep de herinnering mooie tijden op, vol vriendschap en
genegenheid, overspoeld met een gevoel van een zekere tristesse om wat ooit was,
om wat we ooit deelden.
Was alles dan zonder betekenis, en zinloos geweest…?
Als er een
planning van mijn leven bestaat, dan staat daarin geschreven dat, in het najaar
van het jaar 2011, de grote hereniging plaatsvindt van ‘oude vrienden’.
Ondertussen
tel ik er vier die ik, soms zelfs langer dan vijftien jaar, niet meer gehoord
of gezien had en die nu spontaan weer contact hebben opgenomen.
Zomaar, uit
het niets, kwam ik hen tegen. En alsof tijd niet bestaat, pikten we de draad
weer op en leek het of we gisteren nog samenzaten en ronduit vertelden over
wat ons bezighield.
Toeval…?
Of waakt er
iemand over mij die nu al weet dat ik op hen zal moeten leunen…?
Kent die de
lijnen van mijn leven en weet die dat er een tijd komt waarin zelfs ‘het meest
zorgvuldig aangebrachte strobedje’ het verlies niet zal kunnen voorkomen…?
Dat de
koude zal komen. En donkere, trieste en eenzame dagen.
Zijn zij de
gezanten die over mij moeten waken…?
Dit is de
tijd die doet voelen, tot in het merg van je ruggengraat, en die doet beseffen
waar het om gaat in dit leven.
De vergankelijkheid
van alles, vervat in een seizoen. Met afstervend groen, kale bomen, dorre
weiden,...
Meer nacht
dan dag…
Meer
donkerte dan licht…
Tot eeuwige
duisternis gedoemd. Onontkoombaar. Tot ooit nooit meer…
Maar tegelijkertijd
ook de belofte van een nieuw seizoen, voor hen die nog tijd is gegund.
Laat het ‘een
gelukkig toeval’ zijn dat zij die mijn verleden kennen ook mijn toekomst zullen
delen in dezelfde cadans van toen.
En dat er
geen bijzondere reden is voor deze onverwachte reünies.
Dat ik de
enige gezant ben in dit verhaal die mag verkondigen dat straks alles herstelt
en hernieuwt.
Dat is wat
ik nu wil geloven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten